Blik vooruit
De blik vooruit – ACOD cultuur – congres 5 december 2016
Inleiding Hoewel kunst en cultuur dikwijls een uitzondering zijn, is dit niet het geval wat de sociaaleconomische impasse betreft waar veel beroepen vandaag mee af te rekenen krijgen: onzekerheid troef, armoede en ongelijkheid nemen toe, stress en concurrentie stijgen, solidariteit staat onder druk of zet stappen achteruit. In zijn essay De dodelijke omhelzing van het kapitalisme (AUP, 2016) geeft Franco ‘Bifo’ Berardi vele voorbeelden van de schrijnende miserie die de sociaaleconomische organisatie van onze samenleving voortdurend produceert: burn-out, depressie, zelfmoord. Soms zelfs onder de vorm van een zelfmoordaanslag, als wanhoopsdaad.
De filosoof bespreekt bijvoorbeeld hoe het industrieel filiaal van Apple in China vangnetten rond de flatgebouwen installeerde om te vermijden dat er nog meer werknemers van het dak zouden springen. Maar ook dichterbij, in Frankrijk is het dilemma op de werkvloer er dikwijls een tussen depressie of staken. Denk aan het ophefmakende voorbeeld van de Franse Telecom waar agressieve managers na de privatisering van deze openbare dienst onder het mom van het ‘herstelplan’ NExT hoopten dat vaste medewerkers spontaan zouden vertrekken door voortdurend hun functie en locatie te veranderen. Volgens vakbonden pleegden in twee jaar tijd 35 werknemers zelfmoord. Ze lieten boodschappen na die de schuld legden bij stress op het werk, psychisch geweld en vernedering.
De psychologische impasse verdiept, aldus Bifo Berardi, omdat de sociaaleconomische organisatie van onze samenleving vandaag van die aard is dat de verhouding tussen maatschappelijke ontwikkeling en winst werd omgedraaid. Bij het industriële kapitalisme, weliswaar gecombineerd met een herverdelende welvaartstaat, stond groei gelijk aan vooruitgang. Het hedendaagse financiële kapitalisme echter, heeft afbraak nodig om beurskoersen te blijven bevredigen. En bij zo’n afbraakbeleid is cultuur één van de eerste slachtoffers. Kijk naar Nederland en Vlaanderen: nergens werd er meer bespaard dan bij kunst en cultuur.
Na de val van de muur, en dus na het wegvallen van de dreiging van ‘het rode gevaar’, zien we overal in Europa hoe de publieke dienstverlening wordt afgebouwd, uitverkocht en vermarkt. Terwijl kunst er enkele jaren geleden nog gewoon mocht zijn omdat ze intrinsiek waardevol was, vereist een liberaal beleid vandaag een return on investment: kunst moet nieuwe markten creëren, ze moet de economie aanwakkeren en het prestige van onze regio vergroten. Kortom: kunst moet opbrengen. De afbraakpolitiek dient als zweep voor dit vermarktingsbeleid.
Deze nieuwe situatie betekent niet alleen dat er meer dan ooit nood is aan een syndicale tegenkracht. Het betekent ook dat die tegenkracht nieuwe strategieën moet ontwikkelen. Waar regeringen vroeger nog rekening hielden met sociaal overleg en we als vakbond via aanhoudende strijd de verbetering van het sociale statuut van cultuurwerkers konden onderhandelen, worden we vandaag met een beleid geconfronteerd dat niet alleen het sociale overleg wil afbreken, maar ook de vakbonden zelf. Dit betekent dat we als vakbond gedwongen worden om de belangen van cultuurwerkers meer dan ooit te verdedigen via publiek debat, politieke strijd en actie op straat. Door de confrontatie met het rechtse beleid moeten we ook meer nog dan vroeger inzetten op de verdediging van een progressieve cultuurpolitiek: solidariteit, democratie, diversiteit en duurzaamheid!
Oog in oog met de uitdagingen waar we vandaag voor staan – economische uitholling, klimaatcrisis, versnelde automatisering, oprukkend flexwerk, schijnzelfstandigen en platformkapitalisme – heeft ACOD cultuur een traject afgelegd waarbij we, samen met een toekomstgroep die samenkwam in een aantal vergadersessies, nadachten hoe we een strategie en een agenda kunnen uitwerken met de blik op morgen. Concreet kunnen we de resultaten ervan onderbrengen in drie thema’s: mobilisatie, cultuurpolitiek en strijdpunten. Deze nota wil die kort even toelichten.
De denkoefening die we met onze toekomstgroep hebben opgestart, is hiermee niet afgelopen. Integendeel: er is nood aan nog veel meer denkwerk en overleg, met veel meer mensen. Want – om nog eens terug te keren naar het hogervermelde boek van Bifo Berardi – ook dat is iets dat veranderde: de industriële arbeider had nog enigszins tijd om voor, tijdens en na het fysische werk na te denken over solidariteit en strategie. De hedendaagse cognitieve arbeider daarentegen, is fysisch én mentaal bezet, 24 op 7. Nog los van de liberale ideologische indoctrinatie die nu zo dominant is, is er vandaag dus veel minder ruimte om écht samen na te denken over wat er precies misloopt en hoe we ons collectief gaan organiseren. Wie wil aansluiten bij deze permanente denkoefening, graag een seintje!
1 // mobilisatie
Op een 1ste cultuurparlement dat het kunstkritisch tijdschrift Rekto:verso organiseerde in 2016, ergens op de landsgrens tussen België en Nederland, bleek dat veel cultuurwerkers op het tandvlees zitten. Het voorstel dat toen won, wou werk maken van zelfzorg: laten we stoppen met alles ijlings achterna te lopen, eindelijk wat rust inplannen en ‘ruimte maken voor afwezigheid’. De lat om creatief te blijven en ondertussen allerhande sociale en zakelijke verplichtingen na te komen, ligt immers steeds hoger. Te hoog.
Maar hoe zinvol dit voorstel ook is, de politieke wereld staat niet stil en is de kunstwereld ook alles behalve goed gezind. Zowel in Nederland als België verschenen afgelopen jaar onderzoeksrapporten die de toenemende verpaupering van kunstenaars bevestigen (zie infra). Beleidsmatig wordt dat niet aangepakt, integendeel: beide landen zijn intussen ook weer een flinke kaalslag verder. Hoe typerend het voor de kunstwereld ook mag zijn om bij problemen in de eerste plaats zichzelf creatief heruit te willen vinden en terug te plooien op zichzelf, in deze tijden van besparen en vermarkten zullen we zonder de kracht van het collectieve altijd maar verder achteruit boeren.
Kunstenaars hoeven niet met politiek bezig te zijn in hun werk, maar als beroepsgroep kan je die verantwoordelijkheid niet uit de weg gaan. Zeker vandaag niet. Ook als ACOD cultuur weten we natuurlijk maar al te goed dat niemand dat alleen kan, dat ook wij evenals andere vakbonden hier minstens één tandje moeten bijsteken. Het is onze verantwoordelijkheid om kunstenaars, technici en cultuurwerkers te mobiliseren.
Mobiliseren, dat is mensen samen brengen, over de verschillen in beroepsgroep of statuten heen. Dat wil zeggen: kunstenaars én techniekers, zelfstandigen én werknemers, curatoren én zaalwachters, vrijwilligers én freelancers én werkzoekenden: alle cultuurwerkers solidair in één strijd tegen een asociaal beleid. Mobiliseren stopt ook niet bij één sector, het vereist net dat we bruggen bouwen met andere sectoren, met het ruimere middenveld, met een burgerbeweging zoals Hart boven Hard: belangenbehartigers en vakbonden samen één front. In elke straat, in elke stad, nationaal en internationaal.
Maar mobiliseren vereist dat we ons organiseren en informeren. Wat dat laatste betreft, hebben we een concreet voorstel dat we ook op het 2de cultuurparlement van Rekto:verso in Amsterdam presenteerden. Het is immers geen evidentie om de stand van zaken in de cultuurpolitiek op te volgen: er gebeurt bijzonder veel op beleidsvlak alsook in de verschillende cultuurhuizen. Wie enigszins op de hoogte wil blijven, moet de puzzelstukken van het grotere plaatje zelf bijeen sprokkelen via nieuwsbrieven, sociale media, informele gesprekken, artikels in cultuurbijlagen en kunsttijdschriften.
Er loopt heel wat mis, evenzeer in het informeren erover. En ondanks de open grenzen botsen we niet zelden op een informatiestop over de grenzen heen. Nochtans zijn de ontwikkelingen in bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk heel gelijklopend met België of Nederland. Kritische analyses, protestacties en de opbouw van bewegingen of platforms in het buitenland zijn bijzonder leerrijk om de eigen crisissituatie te kunnen inschatten en er ook iets aan te doen.
ACOD cultuur wil daarom het initiatief nemen om, naast de vernieuwing van de eigen website, een website op te starten: de ‘cultuurkameraad’, een verzamelpunt van bestaande en nieuwe informatie. We willen dit in praktisch opzicht in samenwerking met andere vakbonden en kunstenaarsorganisaties uitwerken. We volgen zelf bijvoorbeeld al de Federale en Vlaamse parlementaire zittingen op, dus daar kunnen we systematisch nota’s en bedenkingen over aanbieden. Naast beleidsmatige dossiers, maken we ruimte voor een opvolging van wat er in organisaties gebeurt, wat kunstenaars zelf signaleren en wat er aan opinies en studies verschijnt.
We willen hier vanzelfsprekend ook acties aankondigen en ondersteunen. Naar het voorbeeld van Artleaks gaan we evenmin de moeilijke discussies uit de weg, of het rapporteren over mistoestanden die cultuurwerkers op hun pad tegen komen.
Weer een website, zal je misschien denken. Het klopt zeker dat het welslagen van zo’n initiatief zal afhangen van de (internationale) medewerking van mensen uit het veld zelf. De ‘cultuurkameraad’ vatten we daarom op als een open platform waarbij de input van alle werkende mensen (werknemers, flexwerkers, contractuelen, werkzoekenden, vrijwilligers…) cruciaal is. Die komen binnen de huidige structurele organisatie van het veld overigens nog veel te weinig aan bod.
Kortom, de cultuurkameraad wil een cultuurpolitiek tegengewicht opbouwen via informatie én organisatie. Het moet een springplank worden voor een breder front van onderuit, met als doel de transparantie en de fair practice in de kunstwereld te verbeteren en de waarden van onze progressieve cultuur te verdedigen. ‘Kameraad’, dat klinkt als iets ouderwets? Humane waarden zijn universeel en tijdloos, uncool is vandaag de new cool!
Inzake mobilisatie, nog drie essentiële aanvullingen:
(1) Het welslagen van een website als platform en bij uitbreiding van alle mobiliserende acties hangt af van de medewerking van mensen uit het veld. Daarom wil ACOD cultuur in de toekomst extra inzetten in het uitbouwen van een brede militantengroep en breder bestuur, waarin alle deelsectoren vertegenwoordigd zijn door mensen die zich willen inzetten om ACOD cultuur in zijn geheel verder uit te bouwen. Hiervoor is een apart actieplan nodig.
(2) Sterker staan tegenover de rechtse pletwals van privatisering, vermarkting en sociale afbraak betekent ook verder werken aan de federale samenwerking van alle cultuurwerkers, en in de eerste plaats natuurlijk binnen het ABVV. Uitgaande van onze eigen uitbouw en versterking werken we ook aan de federale samenwerking binnen ACOD, en de samenwerking met onderwijs wat bijvoorbeeld de kunstscholen betreft.
(3) ACOD cultuur heeft met ACOD vrt een sterke poot in de mediasector. De samenwerking met de collega’s uit de private media in ABVV-media is eveneens een hefboom om sterker te mobiliseren.
2 // cultuurpolitiek
Hoewel recordprijzen op de kunstmarkt vlot media-aandacht vangen, verschijnen er ook studies die aangeven dat kunstenaars in sociaaleconomisch opzicht steeds meer in een precaire jungle terecht komen. Het SER-rapport in Nederland doorprikte bijvoorbeeld in het voorjaar 2016 de goednieuwsshow rond de zzp-ers (zelfstandigen zonder personeel) en confronteerde het land met het pijnlijke nieuws dat cultuurmakers in miserabele 19de eeuwse toestanden verzeild raakten. Zo’n studie is er recent in Vlaanderen ook: UGent bevroeg 2706 kunstenaars en stelde vast in welke precaire situatie ze overleven. De cijfers van deze studie ‘Loont passie?’, die ACOD cultuur mee financierde, zou een wake-up call voor het beleid moeten zijn. Helaas werd de persvoorstelling op 22 november 2016 door cultuurminister Sven Gatz al meteen als een opportuniteit aangegrepen om het eigen status quo-beleid in de verf te zetten.
Het gaat niet goed met de kunstenaars, zo blijkt nochtans uit die studie. Kunstenaars worden geconfronteerd met een erg atypische werksituatie: het zijn multiple job hoppers die artistieke en niet-artistieke werkzaamheden mixen en noodgedwongen ook erg actief zijn buiten de kunsten.
Ruim 40 % van de beeldende kunstenaars heeft bijvoorbeeld een niet-kunstgerelateerde job. Slechts 11 % van de beeldende kunstenaars kan leven van het artistiek werk alleen. Voor acteurs, muzikanten en podiumkunstenaars gelden gelijkaardige cijfers. Het zijn ook deze kunstenaars die alleen van hun artistiek werk leven, die doorgaans het minst verdienen.
Meer nog: gemiddeld genomen nemen de kernartistieke activiteiten binnen de kunstpraktijk iets meer dan de helft van de totale werktijd in. Kunstenaars moeten naast creëren met allerhande andere beslommeringen bezig zijn. Inkomsten worden voor een groot deel gebruikt om beroepskosten te dekken. Dat betekent dat kunstenaars via hun arbeid (elders) eigenlijk zelf een van de grootste financiers van hun eigen stiel zijn.
Een tweede vaststelling: kunstenaars zijn voor 75 % hoger opgeleid maar verdienen veel minder dan andere beroepsgroepen, dikwijls met een lagere scholingsgraad. De inkomens zijn laag en de werksituatie onzeker. Alleenstaanden en vrouwen hebben het nog moeilijker om rond te komen. 45% van de kunstenaars overweegt soms of vaak om te stoppen. Creatie, vooronderzoek en zakelijk werk worden doorgaans niet of weinig vergoed. Slechts 30 % van de beeldende kunstenaars die in 2014 tentoonstelde, werd daar ook voor betaald!
Niettegenstaande blijken kunstenaars om inhoudelijke en artistieke redenen bijzonder graag hun job te doen. Het is precies deze scheppingsdrang die hen kwetsbaar maakt voor uitbuiting. Vooral kunstenaars die geen lid zijn van een belangenbehartiger worden geconfronteerd met bestaansonzekerheid. Merk op dat deze studie zich baseert op cijfers van 2014, het effect van 2 jaar bespaarbeleid niet meegerekend.
Wat betekent dat nu in een ruimere context? Deze cijfers bevestigen wat cultuursocioloog Pascal Gielen al meermaals benadrukte: de avant-garde kunstenaar loopt als werkende mens vandaag voorhoede in een neoliberaal rolmodel: flexibel, steeds beschikbaar, creatief en energiek, onderbetaald, maar zonder gezeur over verloning of sociale bescherming. In een tijd waarin de kunstenaar de perceptie tegen heeft – ‘luie subsidieslurper!’ – zetten zowel makers als organisaties een extra tandje bij om het tegendeel te bewijzen.
Maar dat is ook een valkuil omdat je zo de aandacht voor de impasse wegleidt, tot je met de kop tegen de muur knalt en met een burn-out onder de armoedegrens belandt. Zonder vangnet. Kijk naar Nederland na de kaalslag. Staatssecretaris Zijlstra voerde een politieke smeercampagne tegen het kunstenveld, in functie van een bespaarbeleid.
Makers en organisaties beantwoordden dat offensief door harder te werken, door dieper in de reserves of de schulden te gaan, om te bewijzen wat de waarde van cultuur is. Vandaag komt diezelfde Zijlstra in een achterafje zijn gelijk halen: ‘zie je wel, het kan met minder’. In België leggen we nu dezelfde lijdensweg af.
Want hoewel de minister bij zijn aantreden beterschap beloofde in 2017 en ondanks de aanhoudende acties van kunstenaars, hoeven we ook na het verschijnen van deze studie niet op de broodnodige extra middelen te rekenen. Gatz kreeg weliswaar hier en daar wat centen los om de geslagen gaten wat te dempen. Die zogeheten ‘alternatieve financiering’, dat blijft het antwoord ongeacht de vraag. Het geld moet van elders komen: van bedrijven, burgers en beleggers. We wezen er al op: besparen om te vermarkten, dat vat het liberale beleid samen.
Denkt onze minister van cultuurkaalslag dan werkelijk dat de oprichting van zoiets als een ‘Cultuurbank’, waar cultuurwerkers aan lage rente kunnen lenen, samen met een duur beleid van fiscale cadeaus aan investeerders en speculanten de precaire situatie van cultuurscheppers structureel zal verbeteren? Meer lenen en hogere schulden maken dan maar? Dan belanden we sowieso in het zonet geschetste scenario dat zich in Nederland voltrekt.
Ook de ombouw van het kunstenloket naar een breed cultuurloket – dat aldus de minister een ‘unizo voor creatieve ondernemers’ moet worden – dreigt een stap achteruit eerder dan vooruit aangezien er dan in verhouding minder aandacht kan gaan specifiek naar de kunstenaars. En die tax shelter voor de podiumkunsten? Studio 100 is allicht al een dossier aan het opstellen zodat de tournee van Kabouter Plop en K3 nog wat extra voorstellingen kunnen inlassen. Is het niet absurd dat zo’n commerciële en winstgevende geldmachine overheidssteun krijgt terwijl de projectsubsidies voor kunstenaars veel te klein blijft?
Op het persmoment probeerde Gatz er zich vanaf te maken met een anekdote: een buitenlandse curator had hem laten weten dat dansers in New York en Berlijn gratis werken. In Brussel wordt er ten minste nog betaald en is er werkloosheidsteun! Optimism is a moral duty, noemen liberalen dergelijke gênante goedpraterij.
Deze situatieschets maakt meteen duidelijk waarom er voor ACOD cultuur ook in cultuurpolitiek opzicht veel werk op de plank ligt. Als dit beleid voorzet op de ingeslagen weg, riskeren we door de besparingen niet alleen een verslechtering van het sociaal statuut van alle cultuurwerkers – inclusief onthaal, techniek, administratie, communicatie – maar in het bijzonder ook een verpaupering van de cultuurscheppers. De UGent-studie leert ons immers dat we dringend een tandje bij moeten steken voor de kunstenaars zelf, willen we vermijden dat er binnen een paar decennia spraken is van een verloren generatie. Zoveel kunst die er niet zal zijn, en daar zijn we allemaal de dupe van.
Welke cultuurpolitiek stellen we voorop, in een notendop? Je kan alleen het welzijn van de individuele cultuurwerker verdedigen als je opkomt voor een gezonde cultuurwereld, in de breedst mogelijk betekenis.
Een eerste vereiste is dan de uitbouw van een fair practice tussen kunstenaars, publiek en organisaties. Van zo’n rechtvaardige omgang moet ook sprake zijn tussen cultuurwerkers onderling, of organisaties onderling, en heeft zowel betrekking op private als publieke instellingen. Een fair practice beperkt zich uiteraard ook niet alleen tot een degelijke verloning, maar omvat een viertal fronten:
Solidariteit – rechtvaardige en gelijke verloning, sociale bescherming, werkbaar werk, samenwerking.
Duurzaamheid – aandacht voor een ecologische werkvloer, maar evengoed voor een duurzame ecologie van het kunstenveld zelf. Zodat wat opgebouwd wordt aan talent en initiatieven tot bloei kan komen. Zodat nieuwe dynamieken ook een kans krijgen en mee traditie kunnen worden.
Democratie – de uitbouw van een transparant beleid in elke organisatie en tussen actoren onderling, waar iedereen die meewerkt mee in het overleg betrokken wordt. Een beleidscultuur waar inspraak mogelijk is en mensen uitgaande van de waarden van kunst en cultuur zelf beslissingen nemen, eerder dan vanuit niet-artistieke, commerciële motieven die mogelijks winst op korte termijn generen maar op middellange of lange termijn verschraling bewerkstelligen en vruchtbare initiatieven droogleggen.
Diversiteit – aandacht voor gelijkwaardigheid tussen man en vrouw, ongeacht de afkomst, huidskleur of seksuele voorkeur. Maar diversiteit betekent ook: zorg voor verschillende vormen van artistieke productie, dus ook voor het minder evidente werk, en voor verschillende vormen van organisatie en activiteiten. Met de oprukkende vermarkting dreigen we vandaag door een monocultuur van het marktconformisme onder de voet gelopen te worden. De artistieke diversiteit staat daardoor onder druk. Een veelzijdig cultuurlandschap waarin vele bloemen kunnen bloeien, dat zou de bezorgdheid van iedere cultuurliefhebber moeten zijn.
De tweede vereiste voor een gezonde cultuurwereld is de opbouw van een sterke publieke sector. ACOD cultuur maakt nu eenmaal deel uit van een socialistische vakbond en dat vatten we niet licht op. Concreet betekent dat we:
2.1 Mee ijveren voor een degelijk subsidiebeleid en dus een verhoging van het beschikbare cultuurbudget. Zoals de zaken er nu voorstaan, is de sector, ondanks de toename aan cultuurwerkers en organisaties, al sinds 2004 niet meer geïndexeerd.
2.2 We zijn niet alleen gekant tegen besparingen maar ook tegen de vermarkting. Het snel gewin en het inbedden van elke cultuurbeleving in commerciële strategieën leidt immers niet alleen de aandacht weg van wat kunst en cultuur waardevol maakt, het stuurt ook aan op waardeverlies.
2.3 Privatiseren is het tegenovergestelde van de uitbouw van een sterke publieke sector. Door private belangen steeds meer aan boord te halen – zoals het geval is in privaat-publieke samenwerkingen waarbij de winst voor de privé is en de lasten voor de gemeenschap – ondergraaf je ook de democratische organisatie van de cultuurwereld. Een steunbeleid voor private belangen door middel van fiscale cadeaus is niet alleen duur en budgettair oncontroleerbaar, het komt ook neer op een aanfluiting van wat een herverdelingspolitiek in wezen is: via belastingsinkomsten een publieke dienstverlening uitbouwen voor en door iedereen. Privatisering? Nee bedankt!
2.4 Het huidige beleid stuurt aan op ‘verticalisering’: er moeten meer Vlaamse vuurtorens komen, topinstituten als toeristische supermarkten met veel prestige die internationale aandacht vangen, ten koste van andere instituten. Onze regio is er in het verleden nochtans maar in geslaagd zoveel artistiek talent voort te brengen, net dankzij het diverse en heterogene netwerk van kleine en middelgrote instituten, verspreid over grote en kleine steden. Deze horizontale voedingsbodem beschouwen we als een deel van ons erfgoed. Met alleen topinstituten – als compensatie van het Vlaamse minderwaardigheidscomplex – riskeren we te investeren in hoge naaldbomen waaronder niets meer groeit. Wij geloven niet in praatjes als ‘versnippering’, de ‘efficiëntiewinst door fusies’ en ‘overproductie’. Dat zijn woordspelletjes om besparingen goed te praten. Laten we investeren in een breed, veelzijdig en divers cultuurveld dat lokaal verankerd is en werkt met verschillende functies en snelheden. Kortom, evenwichtige horizontaliteit eerder dan ‘verticalisering’, als verkapte saneringsoperatie. In zo’n evenwichtig landschap mogen er natuurlijk ook hoge bomen zijn, maar dan zoals loofbomen die voldoende licht doorlaten voor een veelzijdige, bloeiende ecologie rondom rond. Die horizontaliteit verdedigen, weerhoud ons er dus uiteraard niet van te blijven benadrukken dat veel Vlaamse en federale instellingen in vergelijking met het buitenland over weinig middelen beschikken, stiefmoederlijk behandeld worden zeg maar, en dat de loonpolitiek in die instituten soms absoluut ondermaats is. Ook daar blijven we achteraan gaan!
Met deze vereisten hebben we een cultuurpolitiek kader geschetst waarbinnen we onze visie, onze werking en onze standpunten willen ontwikkelen. Dat biedt een leidraad bij het aanpakken van de hedendaagse syndicale uitdagingen. Zoals: hoe omgaan met een veranderende arbeidssituatie waarbij steeds meer mensen als flexwerker of als freelancer aan de slag moeten? Hoe bieden we weerwerk aan creatieve nieuwlichters zoals SMART die alle mogelijke achterpoortjes opzoeken om de sociale wetgeving verder uit te hollen in functie van het eigen profijt? Hoe kunnen we werken aan de solidariteit tussen de werkende mensen, wars van het corporatisme van deelsectoren en belangenbehartigers van bepaalde beroepsgroepen? Hoe bouwen we bruggen naar andere sectoren, naar andere vakbonden en naar het bredere middenveld?
Kortom, in beleidsverklaringen valt nu dikwijls de term ‘duurzaam’, maar dan vooral wanneer de minister het heeft over investeren in beton. Wij willen daarentegen inzetten op de uitbouw van een faire en publieke organisatie van de cultuursector. Voor ons staan de mensen en de kunst voorop, niet het private profijt of het nationale prestige, wat dat ook mag betekenen.
Een verbetering van het sociale statuut van de cultuurwerker om zo de productie van waardevolle kunst en cultuur mogelijk te maken, daar ligt onze verantwoordelijkheid! Er loopt vandaag ongelooflijk veel talent rond, niet in het minst bij de jongere mensen. Laten we daar voluit voor gaan. Om dit mee mogelijk te maken, staan wij als socialistische vakbond open voor een samenwerking met alle progressieve partijen. Samen als het kan, alleen als het moet.3 // Strijdpunten
Aldus de cultuurminister in zijn beleidsbrief: “bij de beoordeling van de structurele werkingssubsidies binnen het Kunstendecreet werd rekening gehouden met criteria als ‘aandacht voor een correcte vergoeding van kunstenaars’ en ‘ondersteuning van kunstenaars, met specifieke aandacht voor startende kunstenaars’ om de kunstinstellingen en de kunstenorganisaties met een werkingssubsidie attent te maken op hun verantwoordelijkheid om zorg te dragen voor de uitbouw van duurzame carrières van kunstenaars.”
ACOD cultuur deelt vanzelfsprekend deze bezorgdheid en heeft daarvoor alvast de volgende sociaaleconomische agenda uitgewerkt met een aantal strijdpunten waarvoor we campagne zullen voeren.
Kunstenaarsstatuut
1) Art 1 bis
Volgens artikel 1 van de RSZ-wet hebben alle werknemers recht op de sociale zekerheid voor werknemers. Het zogeheten kunstenaarsstatuut heeft betrekking op Artikel 1bis: ‘alle kunstenaars hebben recht op sociale zekerheid werknemers, ook als er geen arbeidsovereenkomst is’.
ACOD cultuur wil dit aanvullen met de eis dat er steeds een arbeidsovereenkomst moet zijn (zoals dat het geval is met het statuut van Les Intermittents du spectacle in Frankrijk). Op die manier kunnen kunstenaars meteen ook genieten van de bescherming van de arbeidswetgeving (en moeten cao’s gerespecteerd worden).
2) Zelfstandigheidsverklaring
Bij de commissie kunstenaars zijn er personen die een aanvraag indienen voor het sociaal statuut van zelfstandige maar die inzake inkomsten simpelweg te weinig verdienen om zelfstandige te kunnen zijn.
ACOD cultuur pleit ervoor om in dergelijke gevallen de aanvraag niet goed te keuren en zal aansturen op controle zodat deze regeling beter wordt opgevolgd.
3) Kunstenaarsvisum
Het visum gebruik je als je geen arbeidsovereenkomsten hebt. Het is echter meestal zo dat er geen arbeidsovereenkomst kan zijn omdat het budget ontoereikend is, wat ons in een vicieuze cirkel brengt. Want dan gaat een visum, als procedure, de sociaaleconomische situatie natuurlijk niet verbeteren. Als er altijd een arbeidsovereenkomst moet zijn dan kan het visum eigenlijk opgeheven worden. Vraag blijft wel hoe je misbruik van het voordeelstatuut in de werkloosheidsverzekering kan uitsluiten.
Aangezien ACOD cultuur pleit voor een aanpassing van Art 1 bis (zie (1)) kan het visum afgeschaft worden.
4) Kunstenaarskaart
Kunstenaars kunnen via de procedure werken van een forfaitaire kunstenvergoeding voor artistieke prestaties (KVR: kleine vergoedingsregeling voor kunstenaars). Via een KVR moet je geen belastingen en sociale lasten betalen. Dit leidt vandaag dikwijls tot misbruik omdat het als ‘goedkoper instrument’ wordt ingezet door organisaties die in principe met arbeidscontracten zouden moeten werken. Het nadeel voor de cultuurwerker is dat er via KVR dikwijls de extra verzekering voor ongevallen niet wordt afgesloten, met alle risico’s van dien.
ACOD cultuur stelt dat gesubsidieerde instellingen zich op middellange en lange termijn niet op KVR zouden mogen beroepen. KVR zou moeten dienen waarvoor het ontworpen is: voor de vergoeding van amateurs in de werking van kleine organisaties en samenwerkingsverbanden, niet voor professionelen. Op korte termijn zou dit moeten gelden voor alle gevestigde gesubsidieerde organisaties (subsidie hoger dan 100.000 euro).
5) Aanvraag kunstenaarsstatuut in de werkloosheidsverzekering
Momenteel is het zo dat de lat hoog ligt om een kunstenaarsstatuut te krijgen, maar dat er nadien vrijwel geen controle is om te bekijken of de persoon in kwestie, afgaande op diens beroepsactiviteiten, eigenlijk nog wel recht heeft op dit statuut. ACOD cultuur wil de instap verlagen maar de bewijslast verhogen voor het behoud van het statuut.
Meer concreet strijden we voor: (1) een halvering van het aantal aantoonbare gepresteerde dagen om het statuut te kunnen bekomen (van 312 dagen op 21 maanden naar 156 dagen). (2) Buitenlandse prestaties moeten altijd meetellen (momenteel tellen ze alleen mee als er minstens 3 maanden een opdracht was). (3) Optrekken van het aantal te presteren dagen per jaar om het statuut te kunnen behouden. (4) Momenteel heb je als houder van het statuut het recht om in geval van werkloosheid niet te moeten ingaan op aangeboden werk door de VDAB, als je kan bewijzen dat je de voorbije 18 maanden 156 dagen hebt gewerkt, waarvan 104 in de artistieke sector. Dat aantal zou gehalveerd moeten worden naar 78 dagen.
6) Collectieve Arbeidsovereenkomsten
Momenteel wordt er gewerkt aan een cao die de huidige cao’s podiumkunsten en muziek (pc 304 vermakelijkheidsbedrijf) samenvoegt. ACOD cultuur ijvert ervoor om deze cao zo spoedig mogelijk in te voeren en bindend te maken voor de hele sector, zowel voor publieke als private organisaties.
ACOD cultuur pleit ook voor een samenvoeging van de cao’s van de audiovisuele (227) en film (303.01) met het oog op een meer efficiënte werking van de respectievelijke paritair comités. De lonenschalen moeten ook omhoog.
Hoewel er cao’s zijn, loopt het dikwijls mis in de praktijk. Arbeidstijden worden bijvoorbeeld in vele gevallen niet nageleefd, repetities worden niet betaald, er wordt meer en meer met zelfstandigen gewerkt om sociale afspraken te omzeilen. Bij de korte contracten worden overuren dikwijls niet betaald en er wordt meer en meer nachtwerk gevraagd. Bovendien leeft de misvatting dat bedienden niet onder de wet op de arbeidstijd zouden vallen. Dit is een kwalijke evolutie en we zullen ons hier blijven tegen verzetten.
ACOD cultuur werkt voor een duidelijker statuut voor alle cultuurwerkers, meer controle op misbruiken, betere contracten, minder uitzendarbeid.
7) Vakbondssteun voor zelfstandigen
Met het toenemende flexwerk en mensen met een atypische werksituatie (zoals de combinatie van meerdere jobs, deeltijds zelfstandige en deeltijds werknemer, etc.) is het een uitdaging voor de vakbond om strategieën te ontwikkelen om het sociale statuut van flexwerkers te verbeteren.
a. via werknemers voor freelancers
Eén strategie is dan dat vakbonden via hun leden en werknemers bij een organisatie aandringen op de sociale bescherming van de (schijn)zelfstandigen waarmee deze organisatie samenwerkt. Bijvoorbeeld door ervoor te ijveren dat ze ook recht hebben op syndicale premies. Of bijvoorbeeld door te ijveren voor een deontologie bij uitbesteed werk, zoals het toepassen van de cao’s.
Via onze internationale samenwerkingsverbanden leren we hoe bijvoorbeeld vakbonden in Groot Brittanië de invoering van barema’s voor freelancers mee mogelijk maakten. En na het verschijnen van het SER-rapport in Nederland startte de belangenbehartiger Platform BK een onderhandeling met beleidsmaker Jet Bussemaker om ook in Nederland tegemoet te komen aan de kunstenaars die als zelfstandige werken, door middel van het uitwerken van een kunstenaarshonorarium (vaste barema’s voor presentatie en creatie).
ACOD cultuur bestudeert hoe we in België dat rechtvaardige idee ingang kunnen doen vinden.
b. Bewustmakingscampagnes fair flexwerk
Verder is het ook belangrijk om aan vorming te werken. Natuurlijk is flexibiliteit een goede zaak, behalve als het een synoniem is voor precariteit. Flexibiliteit mag geen privilege zijn van de opdrachtgever alleen. We moeten af van ‘de foute flex’, die de bestaande sociale wetgeving alleen maar ondergraaft. Flexibiliteit kan je ook organiseren met je werknemers (thuiswerk, glijdende uren, samenwerking, etc.). Flexi kan ook sexy zijn, als het betekent dat het gaat om een flexibiliteit die de werkomstandigheden en de relatie tussen werk en privé van cultuurwerk aangenamer maakt.
c. fair practice traject
Samen met het collectief State of the Arts en andere partners werkt ACOD cultuur al meer dan een jaar aan een traject voor een fair practice instrument dat organisaties positief kan stimuleren om de transparantie, solidariteit, duurzaamheid en democratie in de samenwerking tussen cultuurwerker en werkgever te vergroten. In het najaar 2015 was er hiervoor bijvoorbeeld een congres in de gebouwen van ACOD Brussel.
ACOD cultuur zal zich blijven engageren om verder rond de noodzakelijke bewustwording te werken van de nood aan en het belang van méér fair practice. Daarnaast zal ACOD cultuur zich inzetten voor het ontwikkelen van zo’n stimulerend instrument (mogelijks onder de vorm van een label, een award, een charter…)
ACOD cultuur zal proberen de lopende internationale initiatieven inzake fair practice, zoals W.A.G.E te faciliteren in België.
8) Pensioenen
Minister Baquelaine wil vanaf 1 januari 2017 de periodes van werkloosheid niet meer volledig meetellen voor het berekenen van het pensioen. Hij wil slechts één jaar gelijkstellen, de periodes langer dan één jaar worden dan berekend op een minimumloon. Dat is een heel onrechtvaardige maatregel, want werklozen zijn niet vrijwillig werkloos, en het treft vooral de kunstenaars zwaar die gebruik maken van het kunstenaarsstatuut omdat ze nu eenmaal een onregelmatig beroep hebben met afwisselend kalme en intensieve periodes.
ACOD cultuur pleit ervoor dat minister Gatz een culturele uitzondering uitwerkt in samenwerking met zijn federale (liberale) collega’s zodat het kunstenaarsstatuut, als uitzonderingsmaatregel die zo cruciaal is voor vele cultuurwerkers, niet wordt uitgehold.
Tot slot, Actrice Marijke Pinoy vatte onze bezorgdheid gevat samen tijdens de betoging van de vakbonden aan het kabinet van minister van Pensioenen Bacquelaine op maandag 29 november: “Door de besparingen van de afgelopen jaren is het nog moeilijker geworden voor kunstenaars om een vast contract te krijgen. Wij rijgen de tijdelijke contracten aan elkaar. Dat zal gevolgen hebben voor ons latere pensioen. Met lede ogen zien we toe dat de regering nog maar eens het geld haalt bij de zwaksten.”
10 redenen waarom onze leden voor ACOD cultuur blijven kiezen
De tijd van de Middeleeuwse gilden, waarbij lokale beroepsgroepen onderling in concurrentie gingen om hun privileges te beschermen, is al even voorbij. Vroeg in de 19de eeuw kwamen de eerste vakbonden op die strijden voor de belangen van alle werkende mensen. Voor de eerste culturele vakbond was het in onze contreien wachten tot na de Tweede Wereldoorlog. In 1945 zag het “Algemeen Verbond voor Toon en Tooneelkunstenaars” het daglicht, later werd dit het Belgisch Spektakelverbond.
Toen de Koninklijke Muntschouwburg in de jaren 1960 een Openbare Dienst werd (parastatale B) verenigden vele cultuurwerkers zich in de centrale ACOD van de socialistische vakbond ABVV. Deze cultuurwerking breidde doorheen de jaren systematisch uit van ‘openbare diensten’ naar vzw’s en private organisaties (zoals Studio 100, Music Hall enzovoort).
Vandaag, in de eerste decennia van de 21ste eeuw, zijn er minstens 10 goede redenen waarom ACOD cultuur nuttig is voor jou, als cultuurwerker.
1. Je kan bij ons terecht voor juridisch advies en juridische bijstan
2. Om de belangen van de leden te vertegenwoordigen zetelen afgevaardigden van ACOD cultuur in volgende organisaties en overlegstructuren: (1) In de besturen van de sociale fondsen (podiumkunsten, audiovisuele sector en het sociaal cultureel werk), (2) In de raad van bestuur van het Kunstenloket vzw, (3) Paritair comité 304 (vermakelijkheidsbedrijf), paritair comité 303 (filmbedrijf), paritair comité 329 (sociaal cultureel werk) en paritair comité 227 (audio visuele sector privé), en (4) het Hoog Overleg comité van de Vlaamse Gemeenschap 18 (VRT).
3. Wij zijn actief in Basis Overlegcomité’s van verschillende grote organisaties (bijv. Koninklijke Munt Schouwburg, Nationaal orkest van België en VRT) en hebben afgevaardigden in de Comités ter Preventie en Bescherming op het Werk (CPBW’s in KVS, Het Toneelhuis, NTGent, Het Paleis, De Filharmonie, Kunsthuis Opera en Ballet, Brussels Philharmonic, MuHKA, Integratie & Inburgering, e.a.) en de Ondernemingsraden (Het Toneelhuis, De Filharmonie, Kunsthuis Opera en Ballet, Brussels Philharmonic, Integratie & Inburgering, e.a.). Wat de kleinere instellingen zonder vakbondsafvaardiging betreft, hebben wij per deelsector een comité dat problemen signaleert en voorstellen ontwikkelt.
4. Wij volgen de cultuurpolitiek op en overleggen met de grote steden, De Vlaamse regering, de Brusselse regering en de Federale regering.
5. Wij overleggen met andere vakbonden en belangenbehartigers om samen voorstellen te ontwikkelen die de duurzaamheid, diversiteit, democratisering en solidariteit in het brede culturele veld verbeteren
6. Wij onderhouden intensieve contacten met vakverenigingen op Europees en internationaal niveau, om zo mee het Europees beleid te kunnen vormgeven, om kennis uit te wisselen, om solidair actie te voeren en om in tijden van globalisering de syndicale ontplooiing over de landsgrenzen heen op te bouwen.
7. Wij zijn één van de officiële onderhandelaars die Collectieve Arbeidsovereenkomsten (cao’s) creëren en de toepassing ervan bewaken.
8. Wij verdedigen het sociale statuut van de cultuurwerkers in ruime zin: van werknemer tot freelancer. Door onze inzet voor het kunstenaarsstatuut hebben we er mee voor kunnen zorgen dat we Nederlandse toestanden met de zogenaamde Zelfstandigen Zonder Personeel (zzp-ers) zonder enige sociale bescherming in ons land tot op heden hebben kunnen vermijden.
9. Als belangenbehartiger maken we deel uit van een breed en ervaren vakverbond, met verschillende centrales en studiediensten. Daarmee kunnen we sneller en degelijker op de actualiteit inspelen en hebben we meer gewicht in onderhandelingen inzake beleidskwesties.
10. Wij zijn een tof team dat zich inzet voor politieke actie en het publieke debat opzoekt. Over onze inzet bij verschillende burgerbewegingen en maatschappelijke initiatieven hoeven we het niet afzonderlijk te hebben. Dat is iets dat wij als geëngageerde burger immers ook zouden doen.