SMart: een kunstenaarscoöperatie ten dienste van kunstenaars? Coop of Coup?
In mei 2020 publiceerde Transfer, het driemaandelijkse tijdschrift over arbeid en onderzoek van ETUI, een artikel over het tewerkstellingsmodel van SMart België. Het artikel is getiteld “Een coöperatie van zelfstandigen als institutioneel en democratisch experiment van een goede werkorganisatie: een casestudy van SMart België”. Dit artikel hemelde het SMart-model op; het zou gebruikers zelfstandigheid en vrijheid geven en hen tegelijkertijd toegang geven tot alle sociale uitkeringen. Toch benadert dit artikel op onvolledige en grotendeels incorrecte wijze de gevolgen van het SMart-model voor de Belgische en Franse evenementensector. Het artikel zinspeelt op het feit dat de SMart-arbeidsovereenkomsten een ander karakter hebben dan wat de Belgische wetgeving voor dat soort contracten voorziet. Er wordt ook slechts in de laatste paragrafen vermeld welke misbruiken de SMart-tools mogelijk maken, door het omzeilen van de wetgeversplichten die voortkomen uit het arbeidsrecht. Het artikel concludeert dat de coöperatie oplossingen zou moeten vinden om misbruik te voorkomen. Wij blijven er echter bij dat schendingen van het arbeidsrecht en het omzeilen van wettelijke verplichtingen die aan de daadwerkelijke werkgevers worden opgelegd, helaas onlosmakelijk verbonden zijn aan het SMart-model. Daardoor wordt dat model in essentie problematisch en wankel, maar tegelijk verleidelijk en gemakkelijk te gebruiken.
De European Arts and Entertainment alliance (EAEA), de vakverenigingen van uitvoerende kunstenaars en werknemers in de culturele sector, samengesteld uit de FIA, de FIM en UNI MEI en lid van het Europees Vakverbond (EVV), wil een kritische analyse formuleren van het SMart-model en de onder dat merk gecreëerde diensten of via daarvoor opgerichte entiteiten. Onze kritiek baseert zich op een diepgaande raadpleging van onze leden in Frankrijk en België. We bedanken hen voor de getuigenissen, bijdragen en analyses die ze met ons hebben gedeeld.
De SMart-structuur werd in het leven geroepen voor kunstenaars en andere werknemers in de podiumkunsten die we vertegenwoordigen. Haar actiedomein reikt inmiddels verder dan de kunsten en podiumkunsten. Toch blijven kunstenaars en andere medewerkers in de podiumkunsten een doelgroep en blijven ze in feite de voornaamste afnemers van de SMart-diensten in Frankrijk en België. De diensten die SMart aanbiedt voor werknemers en hun werkgevers maken het onderwerp uit van dit artikel. De volgende uiteenzettingen zijn dus niet noodzakelijk van toepassing op andere sectoren dan die waarin SMart actief is en waarover we geen bevoegdheid hebben. Onze analyse gaat over het Belgische (SMartbe) en Franse (SMartfr) model. Het originele artikel van Transfer heeft het over Belgische gebruikers, maar in Frankrijk is de activiteit in de laatste tien jaar zo sterk toegenomen dat Frankrijk de tweede grootste kern van de organisatie vormt (met vertakkingen in zeven landen). Daarenboven is de werking van SMart het onderwerp van enkele hevige debatten in Frankrijk, waardoor me we met enige interesse naar de Franse toestand kijken.
De voorstanders van het SMart-model hebben fel gereageerd op het initiatief van de Franse instelling bevoegd voor de werkloosheidsverzekering, die de praktijken van de coöperatie aanvecht. In een open brief aan verschillende leden van de Franse regering hebben mensen met verschillende achtergronden hun bezorgdheid geuit over de bedreigingen die Pôle Emploi Services (de Franse arbeidsvoorzieningsdienst) vormt voor de activiteiten van de coöperatie SMartfr en de coöperatieve productievennootschap La Nouvelle Aventure (opgericht door de bestuurders van SMartfr voor de aanwerving en loonstroken van werknemers in de amusementssector die via SMart werken). De Franse instelling bevoegd voor de werkloosheidsverzekering stelde vast dat SMartfr niet de daadwerkelijke werkgever was van de aangegeven werknemers en besliste de werkgeversaccount van La Nouvelle Aventure, waarmee SMartfr arbeidskrachten uitleende, te schrappen. De auteurs van de brief zijn van mening dat de aanpak van Pôle Emploi, die ermee dreigt “4.000 werknemers uit de amusementssector en coöperanten van die twee SMart-coöperaties hun rechten te ontzeggen, als ze nog via hen werken na 1 oktober 2020”, “intrinsiek verkeerd en schandalig is in de huidige context”.
Verwijzend naar een “sociaal plan” dat zijn naam niet waard is, bevestigen de auteurs van de brief dat deze beslissing aantoont “hoe pertinent onwetend de overheid blijft over die coöperaties” in de vorm van “gedeelde ondernemingen” waarin “een onderneming die opgericht werd als gemeenschappelijke productietool gezamenlijk en democratisch gemanaged wordt, zodat ieder zijn beroep kan uitoefenen binnen een stevig, beschermend en solidair collectief”.SMartfr zou dus een structuur zijn die garantie biedt op “legale en gedekte creatieve activiteiten die volledig geïntegreerd zijn (met bijdragen!) in het stelsel van de sociale zekerheid en op plaatselijke jobcreatie”.
Het initiatief van de Franse overheidsdiensten doet volgens ons een aantal belangrijke vraagtekens en één fundamentele vraag rijzen: is het geviseerde bedrijf zo deugdzaam als de aanhangers beweren? Daarmee komen we tot de vraagstelling over de kritieke items die de SMart-voorvechters links konden laten liggen. De standpunten daarover krijgen veel ruchtbaarheid in het artikel in Transfer.
Er rijzen voornamelijk twee vragen over de werking van SMart:
De eerste – en voor ons belangrijkste – is de vraag over de gevolgen van de bemiddeling (ook wel “portage salarial” genoemd) tussen de werkelijke werkgevers (die gebruikmaken van de diensten van de werknemers) en de kunstenaars en technici die langs die weg betaald worden. Om beter te begrijpen wat de gevolgen zijn voor werknemers, werkgevers, de sociale zekerheid en de dialoog tussen sociale partners, bekijken we de gevolgen voor zowel Frankrijk als België.
De tweede vraag gaat over de werkelijke situatie in de coöperatie en de werkelijke plaats die coöperanten krijgen in de besluitvorming. In het artikel van Transfer en in de meeste communicatie en analyses over SMart wordt de organisatie beschreven als een eenvoudige coöperatie van werknemers, zonder te veel in details te treden over de complexiteit van de vele dienstverleningsstructuren rondom SMart. SMart wordt eenvoudigweg voorgesteld als een werknemerscoöperatie van actoren en activisten in de sociale en solidaire economie. Toch vinden wij – en die mening is wijdverspreid binnen de vakbeweging – dat een grondiger onderzoek van de operaties en activiteiten in het veld een veel complexere werkelijkheid blootlegt, waarvan we kunnen denken dat die uit een ander businessmodel voortkomt.
Over de arbeidsbemiddeling van SMart met de werkelijke werkgevers van kunstenaars en technici
Wat kunstenaars en werknemers in de cultuursector betreft, profiteert SMart van de terughoudendheid en de administratiefobie van sommige organisatoren van voorstellingen die hun neus optrekken voor hun verantwoordelijkheden als werkgever (ondanks het vermoeden van een arbeidsovereenkomst gecreëerd door de Franse wetgeving). Om hen het leven te vergemakkelijken, heeft SMart een model uitgewerkt dat stoelt op de bemiddeling tussen enerzijds het artistiek en technisch personeel en anderzijds de werkelijke werkgevers die via een verkoopovereenkomst willen werken. Zodra de kunstenaar of de technicus en de organisator/producer van de voorstelling het eens zijn over de datum en de modaliteiten van de verbintenis, komt SMart tussen. SMart stelt vervolgens met de organisator een overeenkomst tot overdracht van het recht om de voorstelling te exploiteren. Tegelijkertijd biedt SMart de arbeidsovereenkomsten voor de kunstenaars en technici aan, zodat ze recht krijgen op werkloosheidsverzekering en andere sociale uitkeringen die de wetgeving voorziet.
Het ter beschikking stellen van werknemers is in België strikt gereglementeerd en het uitlenen van personeel met overdracht van het werkgeversgezag is er verboden, op enkele door de wet voorziene uitzonderingen na (voornamelijk uitzendwerk en de openbare sector).
Aangezien de portage salarial strikt gereglementeerd is in Frankrijk en verboden is in de evenementensector, heeft SMartfr dat obstakel omzeild door een licentie aan te vragen als evenementenorganisator. Zonder ook maar een evenement te organiseren, heeft SMartfr die licentie gekregen. Die praktijk is niet alleen gewiekst, maar ook illegaal. De Franse wet laat niet toe dat arbeidskrachten met winstoogmerk uitgeleend worden in de kunstsector en de sector van de podiumkunsten. In 2020 maakte de arbeidsinspectie een proces-verbaal op tegen SMartfr wegens koppelbazerij. Het proces-verbaal werd overgemaakt aan de Openbare Aanklager in Rijsel, die een politieonderzoek instelde.
Het gaat niet alleen om het naleven van de wet. Door de arbeidsrelatie die de wetgever voorschrijft te vervormen, brengt de loonbemiddeling een aantal perverse gevolgen teweeg. De leden van onze organisaties hebben ons vaak gewezen op hun bezorgdheden, die kunnen worden samengevat in de volgende zeven punten:
– Kunstenaars en technici maken niet altijd vrijwillig gebruik van dit soort diensten. Ze kunnen ertoe verplicht worden door hun werkelijke werkgever, die niet van zin is om zijn verantwoordelijkheid op te nemen. Hun loon wordt trouwens besnoeid door de beheerskosten die SMart afhoudt. Die kosten variëren per land: zo bedragen ze 8,5% in Frankrijk en 6,5% in België. Ook het artikel in Transfer verwijst naar de 6,5% in België. Dit cijfer, dat vaak aan bod komt in gesprekken over het SMart-model, komt niet meer overeen met de werkelijke gebruikskost van de diensten van SMartbe. Als gevolg van de wetswijzigingen in België in 2015 nam deze kost aanzienlijk toe. De website van SMartbe vermeldt nu ook dat bepaalde andere kosten (zoals de vermindering van bijdragen en subsidies of een percentage van het werkbudget) ook gemeenschappelijk gedragen worden. Dat betekent een meerkost voor de werknemer-gebruiker. SMartbe spreekt over een gemiddelde van 6,1% van het werkbudget, maar zegt ook dat het bedrag kan variëren. Los van de kwestie over transparantie, is het voor ons duidelijk dat er aanzienlijke kosten verbonden zijn aan het gebruik van de SMart-diensten. Werknemers hebben echter vaak noch andere keuzes, noch alternatieven.
– De werknemers hebben geen recht op collectieve vertegenwoordiging of collectief onderhandelen met de werkgever waarvoor ze daadwerkelijk arbeidsprestaties verrichten. Tegelijkertijd bevinden ze zich in een ondergeschikte positie ten overstaan van de tussenpersonen. Die ondergeschiktheid is echter van fictieve aard, aangezien de bemiddelaar noch tussenkomt in de organisatie van het werk, noch bij de invoering van gezondheids- en veiligheidsmaatregelen voor de werknemers. De bemiddelaar mag ook geen contractuele bepalingen vastleggen of onderhandelen. Wanneer er een geschil is, bijvoorbeeld over de arbeidsomstandigheden, wordt het veel moeilijker om rechten te doen gelden ten opzichte van de werkelijke werkgever, terwijl alleen SMart de arbeidsovereenkomst ondertekende. Er is dus een significante onevenredigheid tussen macht en aansprakelijkheid, met negatieve gevolgen voor de werknemers. Dat is een natuurlijk gevolg van het zogenaamde businessmodel van SMart.
– Zowel in Frankrijk als in België past SMart zonder onderscheid de collectieve overeenkomst van de gesubsidieerde podiumkunsten toe, ongeacht de aard van de activiteiten van de werkgever. Wanneer de werknemer recht heeft op een andere toepasbare collectieve overeenkomst, worden de individuele en collectieve garanties daarvan hem ontzegd. In België zijn de barema’s en arbeidsvoorwaarden voorzien in de overeenkomsten in het PC 304 (paritair comité van de podiumkunsten) ook van toepassing op alle activiteitensectoren die onder SMart vallen. Zo kan de werkgever besparen op de rug van de werknemer, wanneer de toepasbare barema’s en voordelen uit de werkelijke activiteitensector hoger zijn (wat erg vaak het geval is).
– SMart voert vaak een fiscale en sociale optimalisatie uit, met name wanneer het aantal aangegeven arbeidsdagen niet overeenkomt met het werkelijke aantal, of door het toepassen van een lager belaste verloning die niet onderhevig is aan sociale bijdragen (bijvoorbeeld: auteursrechten). Er wordt verondersteld dat de precaire werknemer per definitie baat heeft bij deze optimaliseringen, maar alleen op korte termijn en wanneer ervan wordt uitgegaan dat de werkelijke werkgever aan zijn hoedanigheid en verantwoordelijkheid van werkgever verzaakt. In Frankrijk is in de sector die onder de nationale collectieve arbeidsovereenkomst voor artistieke en culturele ondernemingen valt, gebleken dat SMartfr en La Nouvelle Aventure muzikanten met contracten van korte duur per uur betaalden. Dit, terwijl de collectieve overeenkomst uitdrukkelijk een betaling per gage voorziet. Die illegale praktijk straft muzikanten af, zowel op het vlak van de ontvangen lonen als op het vlak van de sociale rechten. Organisatoren van voorstellingen kunnen op die manier gebruikmaken van artistieke prestaties tegen een lagere kostprijs dan wanneer ze zelf de muzikanten zouden aanwerven, of wanneer ze een overdrachtsovereenkomst zouden afsluiten bij een producent die de wetgeving respecteert.
– De aansprakelijkheid van de werkgever inzake gezondheid en veiligheid op het werk zou in theorie moeten worden opgenomen door SMart, die in de praktijk echter geen enkele hefboom heeft om ervoor te zorgen dat die normen op de werkplek worden gerespecteerd, ook niet om een evaluatie- en preventiebeleid van beroepsrisico’s in te voeren. Dit is een belangrijke kwestie tijdens en na een pandemie. Het takenpakket van werknemers in de sector vergt erg variabele competenties en beroepsdeskundigheid. Het spreekt voor zich dat er risico’s verbonden zijn aan bepaalde functies, waarvoor verantwoordelijkheidsketens en duidelijk geformuleerde verplichtingen nodig zijn.
– Het wordt voor onze leden steeds duidelijker dat SMart de toegang tot stabiele tewerkstelling belemmert. Het SMart-model veroordeelt kunstenaars en technici, zelfs degene die erg vaak van de diensten gebruikmaken, tot tal van arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur. Op die manier krijgen die werknemers geen toegang tot vaste contracten als ze daar recht op zouden krijgen. Het probleem is verre van anekdotisch, vooral in het kunstonderwijs waar arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur de norm zijn. De bemiddeling van SMart stuurt de werkelijke werkgever erop aan hun lesgevende kunstenaars in de precariteit te houden. Die lesgevers krijgen dan enkel een opeenvolging van arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur, zonder mogelijkheid op herkwalificatie. Het is in dat opzicht relevant om die opeenvolging van contracten in vraag te stellen. In Frankrijk bestaat er een uitzondering op de wetgeving over de opeenvolging van arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur. Dat gebeurde met de invoering van het systeem van het contrat à durée déterminée d’usage, dat schering en inslag is in de evenementensector. België voorziet echter niet in een uitzondering voor de sector en het fundamentele principe blijft dat het aan de werkgever is om de risico’s te dragen van de schommelingen in het werkvolume. De opeenvolging van tijdelijke arbeidsovereenkomsten bij eenzelfde werkgever is beperkt tot vier contracten. Wat zijn de sociale gevolgen wanneer Smart zijn model van extreme flexibiliteit op de arbeidsmarkt zou veralgemenen, waarbij de werkelijke werkgever zich kan onttrekken aan alle verantwoordelijkheden ten opzichte van zijn werknemers, die steeds dieper wegzakken in de precariteit?
– Het SMart-model heeft ook nefaste gevolgen voor de sociale zekerheid. Hoewel dit een bezorgdheid is voor alle werknemers, zijn de meest precaire werknemers degenen die het allereest gebruikmaken van de sociale vangnetten. Die vangnetten werken alleen wanneer er een afdoend financieel evenwicht is. Door de verplichtingen van de werkelijke werkgever te minimaliseren, wordt het economische risico overgedragen op de werknemer, die op zijn beurt gebruik moet maken van het vangnet van de sociale zekerheid. Zo wordt er maximaal beroep gedaan op werkloosheidsuitkeringen, aangezien de werkgever de werknemer slechts periodiek betaalt via SMart. Zo is het in de artistieke sector courant geworden dat periodes van voorbereiding en repetitie van een voorstelling niet betaald worden en bijgevolg gedekt worden door werkloosheidsuitkeringen. Aangezien de werkgever niet meer aansprakelijk wordt gesteld voor de arbeidsomstandigheden, is er meer risico op ongelukken en beroepsziektes. Dit proces brengt kosten mee voor de sociale zekerheid, die op lange termijn onder druk komt te staan. Een onafhankelijke en afdoende gedocumenteerde studie zou nuttig cijfermateriaal opleveren. Door de plaats in te nemen van de werkelijke werkgever voor de tewerkstelling van kunstenaars en technici, worden deze laatsten door SMart in een volstrekt onzekere situatie geplaatst met betrekking tot het opbouwen en rekening houden met sociale rechten. Dat is de oorzaak van het huidige probleem in Frankrijk. Omdat SMartfr niet de werkelijke werkgever is van de kunstenaars, komen de verschillende sociale fondsen (voornamelijk Pôle Emploi) terug op de ten onrechte geopende rechten voor elke werknemer. Dat is momenteel het risico dat meer dan 4.000 kunstenaars en technici lopen via SMart.
Wij stellen dan ook vast dat de door SMart ontwikkelde bemiddelingsdiensten “ten behoeve” van kunstenaars en technici vooral een middel zijn om gebruik te maken van verkoopovereenkomsten (handelsovereenkomsten voor de levering van diensten tussen een “zelfstandige” en een opdrachtgever) in gevallen waarin de werknemer een arbeidsovereenkomst met zijn eigenlijke werkgever zouden moeten hebben. Daardoor komt het wankele evenwicht van tewerkstelling in de evenementensector in gevaar.
SMartfr past zijn systeem op grote schaal toe om eigenlijke schijnwerkgevers de bepalingen te laten omzeilen die de werknemers beschermen. Die opening laat toe dat een eigenlijke schijnwerkgever kunstenaars en technici aanwerft zonder zijn verantwoordelijkheid als werkgever op te nemen. Die praktijken wegen enorm op het vermoeden van een arbeidsovereenkomst in de Franse sector. Wanneer een kunstenaar buiten een arbeidsovereenkomst kan werken voor zijn werkelijke werkgever, wat is dan de betekenis van het vermoeden van een arbeidsovereenkomst (en de daarmee gepaard gaande sociale bescherming) in de Franse wet?
Het sociale systeem dat voortvloeit uit het Belgische kunstenaarsstatuut werd eveneens zwaar op de proef gesteld door SMart in de jaren 2000. Door gebruik te maken van een uitgebreide interpretatie van het begrip “artistieke prestatie” deed SMartbe het aantal “kunstenaars” dat van dit voorkeursstelsel gebruikmaakt toenemen. Het stelsel werd bijgevolg verstrengd en de toegang ertoe werd moeilijker in 2014.
Volgens ons zou dit organisatiemodel, dat als SMart wordt afgeschilderd en als een eerlijk systeem dat kunstenaars en technici in staat stelt hun eigen werk te beheren, eerder gezien moeten worden als een dereguleringstool die een bedreiging vormt voor de zwakste werknemers.
Over de coöperatie
Het artikel in Transfer toont aan dat SMart zijn activiteiten startte in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk en dat het een “coöperatie van werknemers” is geworden in 2017. Die simplistische omschrijving zou wel eens overeen kunnen komen met de manier waarop SMart graag gezien wordt, maar houdt geen rekening met een juridisch en operationeel zeer complexe structuur die constant evolueert. SMart, afkorting voor la Société Mutuelle pour Artistes, werd in België opgericht in 1998 in de vorm van een vzw. Tussen 2007 en 2008 werd de oorspronkelijke vzw overgezet in een aantal juridische entiteiten: de vzw’s Productions Associées, Formateurs Associés en le Palais de l’Intérim. Destijds werden de drie overkoepeld door de privéstichting SMart.
In 2017 richtte SMart de coöperatie SMart COOP op en werd zo de koepelorganisatie van de bestaande juridische entiteiten. Die erg jonge structuur werd bestudeerd en maakte in juni 2020 het onderwerp uit van een aantal kritische uitspraken in het recente onderzoek “La Coopérative Imaginaire” van journalist Eric Walravens voor het onafhankelijke en coöperatieve magazine Médor (https://medor.coop/magazines/medor-n19-printemps-2020/la-coop%C3%A9rative-imaginaire/). Dit artikel doet de vraag rijzen over de mate waarin de nieuwe SMart COOP-entiteit de bestaande entiteiten werkelijk controleert. We kunnen ons niet uitspreken over de operaties van de coöperatie, maar er is gebleken dat de werknemers, ook al zijn ze lid van SMart COOP, hun prestaties factureren via de vzw Productions Associées. Daarbovenop licht de website van SMart toe dat alle opgemaakte facturen betaald moeten worden door klanten op de rekening van de SMart-stichting. Die stichting is echter de enige van de juridische entiteiten die op de SMart-website geen enkele beschrijving geeft van haar activiteiten.
SMartfr werd juridisch opgericht als een coöperatieve vennootschap. In haar communicatie benadrukt ze vooral het democratische karakter van het model, dat in de handen zou liggen van de werknemers die lid zijn van de coöperatie. Wat is de werkelijke plek van de kunstenaars en technici in die coöperatie en is hun stem echt van tel?
SMartfr verschilt van een traditionele onderneming in de zin dat elke aandeelhouder beschikt over één stem op de algemene vergadering en dat de raad van bestuur is samengesteld uit een panel van aandeelhouders. Toch zien we bij het lezen van de statuten dat de kunstenaars en technici niet werkelijk collectief kunnen wegen op de strategische keuzes van de coöperatie.
Hoewel kunstenaars de grootste groep aandeelhouders vormen binnen SMartfr, hebben ze samen slechts 25% van het stemrecht in handen in de algemene vergadering (gelijkgesteld met de vaste loontrekkenden van SMartfr). Hun rol in de raad van bestuur (1 tot 3 zetels) is beperkter dan die van een economische partner van Smartbe (1 tot 4 zetels), die nochtans slechts één stem heeft in de algemene vergadering. Op dit moment zetelt slechts 1 kunstenaar op 9 bestuurders in de raad van bestuur.
La Nouvelle Aventure (een bij SMartfr aangesloten entiteit die de portage salarial uitvoert van de kunstenaars) is een aparte coöperatie, met als enige aandeelhouders SMartfr en twee bestuurders van SMartbe. Kunstenaars oefenen dus geen enkel controlebevoegdheid uit op die coöperatie.
Ondanks het schijnbare democratische karakter is SMartfr zodanig opgebouwd dat de tool in handen blijft van de bestuurders. Ook al is het een coöperatie, ze komt niet toe aan de werknemers, die nochtans de economische waarde scheppen.
Het is ten slotte onweerlegbaar dat het SMart-systeem op een handige maar betwistbare manier gebruikmaakt van de sociale regelgeving om iets te doen aan de situatie waarbij werkgevers zich aan hun verantwoordelijkheid onttrekken. Door toegang te verlenen tot de sociale garanties van de overheid, maar die enkel dienen voor een arbeidsrelatie met een werkgever, biedt SMart een oplossing aan werknemers die daar geen toegang toe hebben, zolang de werkelijke opdrachtgever weigert zijn verantwoordelijkheden na te komen. Wanneer de persoon die een artistieke prestatie organiseert of er voordeel uithaalt niet van zin is zijn verantwoordelijkheid als werkgever op te nemen, komt SMart met de broodnodige oplossing voor de werknemer. In 1999 werd in Frankrijk GUSO opgericht, een centraal en gratis contactpunt voor de inning en verdeling van sociale bijdragen, om de aangiftes te vereenvoudigen van occasionele werkgevers en particulieren die kunstenaars en technici tewerkstellen zonder de juridische band tussen werknemer en de eigenlijke werkgever in vraag te stellen, die als werkgever geïdentificeerd en verantwoordelijk blijft. Deze regeling werd natuurlijk afgezwakt door de bemiddeling van SMart.
Het grootste verwijt aan het adres van SMart is waarschijnlijk dat het voor een ‘aanzuigeffect’ zorgt door daadwerkelijke arbeidsrelaties te vervangen door fictieve arbeidsrelaties die de opgesomde nadelen met zich meebrengen. Het systeem wil tegemoetkomen aan reële noden van arbeidskrachten die steeds meer geconfronteerd worden met werkonzekerheid. Toch versterken de kortetermijnoplossingen van SMart tegelijkertijd de precaire arbeidsrelaties die kenmerkend zijn voor onze sectoren. Op de lange termijn brengen ze de grondvesten van de sociale zekerheid aan het wankelen. Die sociale zekerheid, waar veel van onze leden van afhankelijk zijn. Het systeem is dus tegelijkertijd autodestructief en onhoudbaar.
Wat is de oplossing? Waarom zouden we niet dieper ingaan op de redenen waarom zoveel kunstenaars en technici geen andere keuze hebben dan hun toevlucht te nemen tot dit soort bemiddeling? Zouden we niet dieper gaan en door middel van wetgevende en/of regelgevende maatregelen iets doen aan de lacunes en beperkingen in het systeem, waardoor entiteiten zoals SMart floreren?
De sociale partners in België, Frankrijk of elders zijn meer dan ooit bereid om allen hun steen bij te dragen.