Corona: oproep noodmaatregelen cultuur
Sinds 12 maart sloot de culturele sector de deuren omwille van de coronacrisis. Cultuurwerkers verkeren nu in de onmogelijkheid om te werken. Niet alleen de lockdown zorgt voor een groot economisch verlies, ook op langere termijn valt te vrezen dat het publiek uit angst of een tekort aan eigen middelen wegblijft.
De overheid komt nu weliswaar met een noodfonds en een breed opgevatte tijdelijke werkloosheid. Toch zal dat niet volstaan als we een ravage van het culturele veld willen vermijden. Al voor het uitbreken van de gezondheidscrisis was de cultuursector heel kwetsbaar. Veel cultuurwerkers zaten al in een precaire werksituatie: jobhoppen aan minimumverloningen, onbetaalde werktijd, werkonzekerheid, periodes van werkloosheid.
Net de meest precairen dreigen nu tussen de mazen van het net te vallen en zitten vandaag zonder enig inkomen. Als de overheid rekenschap wil geven aan het atypische beroep van de cultuurwerker en de noodsituatie waarin velen van hen nu verkeren, zijn er om te beginnen nog een aantal maatregelen in de werkloosheid hoogdringend.
Aanpassingen werkloosheid
- Sommige cultuurwerkers zijn er doorheen de jaren in geslaagd om aan de toelatingsvoorwaarden van het zogenaamde “artiestenstatuut” te kunnen voldoen. Dat komt er op neer dat de degressiviteit van de werkloosheidsuitkering na één jaar stopt. Om deze voordeelregel te kunnen behouden, moet je drie artistieke activiteiten kunnen aantonen voor een referteperiode van 12 maanden. Gedurende de lockdown, waarin werken onmogelijk is, zou deze referteperiode geschorst moeten worden. Indien dat geweigerd wordt, dan zou het beleid op zijn minst de dagen die gedekt zijn door tijdelijke werkloosheid – waar er dus een contract tegenover staat – moeten laten meetellen als artistieke prestaties om een verlenging van de voordeelregel te kunnen bekomen. Ook ten aanzien van de vereiste van de VDAB dat je 156 dagen moet presteren in de voorziene referteperiode, mogen we nu wel enige enige flexibiliteit verwachten.
- Heel wat jonge cultuurwerkers hebben nog onvoldoende aantal arbeidsdagen gepresteerd om in aanmerking te komen voor een uitkering. Ook al tellen de dagen in tijdelijke werkloosheid mee, door de lockdown zullen ze sowieso geen extra arbeidsdagen evenmin kunnen presteren. Moeten die nu allemaal aankloppen bij het OCMW? Ook de referteperiode om dit aantal arbeidsdagen te bewijzen, zou daarom geschorst moeten worden. Meer nog: om deze groep cultuurwerkers nu niet aan hun lot over te laten, dient men het aantal arbeidsdagen dat nodig is om recht te hebben op een uitkering ook tijdelijk te verlagen.
- Laat de werkloosheiduitkeringen voorlopig niet dalen in de tijd, want wie is nu in staat werk te vinden? Om iedereen een gelijke behandeling te gunnen, zouden de uitkeringen eigenlijk verhoogd moeten worden tot het niveau van de uitkeringen tijdelijke werkloosheid, namelijk 70% van het referteloon, geplafonneerd op 2.754,76 euro per maand.
- Breid de tijdelijke werkloosheid uit naar de al wie via interim een vooruitzicht had op werk en dat ook kan aantonen via mails, programmaboekjes, digitale aankondigingen, etc., ook al was het contract zelf nog niet getekend op 12 maart. In de praktijk is het immers zo dat die contracten meestal pas daags voor het aanvangen van de opdracht worden opgesteld, hoewel de opdracht al lange tijd voordien is bevestigd.
Fair tewerkstellingsfonds
In het kunstenveld duiken nu steeds meer oproepen tot crowdfunding op. Dat is vanzelfsprekend waardevol, maar de overheid mag de crisis niet laten betalen door de bevolking. Structurele oplossingen zijn nodig, op langere termijn. De cultuursector heeft immers al af te rekenen met een besparingspolitiek. Geen geld? Haal het waar het zit: waarom zou de coronacrisis geen legitieme reden zijn om de winsten te belasten en grote bedrijven ertoe te verplichten evenveel belastingen te betalen als iedereen?
Andere landen geven het goede voorbeeld. Noorwegen besliste om flexwerkers nu te vergoeden op basis van hun gemiddeld inkomen van vorig jaar. Waarom zou het ‘excellerende’ Vlaanderen deze bescherming niet kunnen invoeren? Duitsland heeft dan weer een budget van 50 miljard euro vrijgemaakt om onder andere de culturele sector ter hulp te komen. Omgerekend naar Vlaanderen komt dat neer op een bedrag van ruim 2 miljard euro, een veelvoud van het noodfonds van 200 miljoen dat de regering Jambon 1 nu voorziet.
De besteding van zo’n noodfonds dient ook rechtvaardig te gebeuren. Eerder dan willekeurig hier en daar de verliesputten van organisaties te vullen, zou het om een tewerkstellingsfonds moeten gaan zodat alle precaire cultuurwerkers in aanmerking komen voor deze steunmaatregel en zo naar de toekomst toe enige werkzekerheid hebben.
Een tewerkstellingsfonds dat die werkgevers steunt die zich ertoe willen engageren om cultuurwerkers rechtstreeks een degelijk (langdurig of tijdelijk) arbeidscontract te geven, als alternatief voor de willekeur van dagcontracten, realiseert niet alleen jobs, jobs, jobs. Het pakt ook de belangrijkste reden aan waardoor de precariteit in de sector vandaag zo toeslaat: door de geleidelijke liberalisering van de tewerkstelling zijn steeds meer mensen met flutcontracten in een toestand van precariteit en werkonzekerheid beland.
Robrecht Vanderbeeken is vakbondsverantwoordelijke ABVV-ACOD Cultuur