Visienota kunsten: als de vos de passie preekt…
De Visienota Kunsten van cultuurminister Jan Jambon (N-VA), die begin april verscheen, breekt een lans voor wederzijds vertrouwen. We lezen dat “vrijheid en kritiek het fundament van de kunsten zijn” en dat “de individuele kunstenaar de hoeksteen van het landschap is”. De minister wil ook inzetten op “meerstemmigheid” en vindt het “noodzakelijk dat de dynamiek binnen het kunsten-ecosysteem gewaarborgd blijft en wordt gestimuleerd’” Daarom zou een “hervorming van het kunstendecreet zich opdringen” en die mag volgens Jambon niet vertrekken “vanuit een top-down of hiërarchische benadering”.
Slaan en zalven
Schijn bedriegt: Jambon wil binnen een gesloten enveloppe het institutionele landschap herschikken, wat hem een alibi geeft om het kunstendecreet ‘fundamenteel’ te herschrijven en zo de touwtjes aan te halen.
De democratische beoordelingscommissies krijgen alvast een schot voor de boeg. Volgens de minister “botst het beoordelingssysteem op haar limieten qua operationele aansturing en wekt onvoldoende vertrouwen op vlak van de kwaliteit van het advieswerk”. Het cultuuroffensief is in de Visienota terug van nooit weggeweest: met het pleidooi voor ‘meerstemmigheid’ wil Jambon via subsidies vooral de deur openzetten naar meer commerciële, conservatieve en nationalistische projecten.
Die zouden het slachtoffer zijn van censuur en zelfcensuur, want: “recent stellen we echter binnen het internationale veld zorgwekkende tendensen vast. Tendensen die ervoor zorgen dat het oprechte streven naar een zo groot mogelijke diversiteit en inclusiviteit juist resulteert in het tegendeel, in een evolutie naar meer conformiteit en exclusiviteit”.
Forceren vs. excelleren
Het verdeel-en-heers zet zich eveneens onverminderd door. Niet alleen tussen de kunstenaars en de instellingen die nu onderling moeten gaan knokken voor elkaars budget. Ook de podiumkunsten worden tegen de architectuur en de beeldende kunsten uitgespeeld. Die laatste zouden volgens Jambon ‘ondergesneeuwd’ zijn door de eerste. Alsof meer marge voor de ene noodzakelijk ten koste van de andere moet gaan.
De polarisering tussen erfgoed en hedendaagse kunst, die N-VA de vorige maanden op de spits dreef, krijgt een andere aanpak. Jambon doet nu alsof de sector zelf verantwoordelijk is voor die tegenstelling, terwijl hij voor verzoening pleit. “In het culturele debat worden het erfgoed- en het kunstenveld te vaak tegenover elkaar geplaatst. Erfgoed en kunsten zijn echter geen antagonisten. Niet alleen zijn deze sectoren complementair, het is juist aangewezen om zinvolle samenwerkingen tussen beide blijvend te stimuleren en nog te versterken.”
Dit is geen suggestie maar een intentieverklaring om top-down een politiek agenda op te leggen. Jambons subsidiebeleid wil de vernieuwing verengen tot een verlengstuk van de traditie, zodat het ‘Vlaamse’ culturele verleden alsnog in een nieuw kleedje een ereplaats krijgt.
Zullen vernieuwende projecten die het anders willen aanpakken nog ondersteuning krijgen? Indien niet instrumentaliseert N-VA kunst, zoals te vrezen viel, tot ‘een gemeenschapsvormende hefboom’ voor een nationalistische identiteitspolitiek. De kunstgeschiedenis leert ons nochtans dat vernieuwing dikwijls pas ontstaat bij gratie van een radicale breuk met het verleden en dat kunst die vrijheid broodnodig heeft.
Vernieuwing aan de ketting
Terzijde, ook Theo Francken wil de hedendaagse kunsten verankerd zien in de traditie. In zijn artikel ‘De kathedralenbouwers’ in het boek Identiteit, diversiteit en ‘Culture Wars’ (2019) verzet hij zich tegen “het identitaire nihilisme” van mei 68 dat ons ontworteld zou hebben van onze tradities en “het katholieke cultuurideaal dat onze ouders meegekregen hebben”.
Een typerend voorbeeld vindt Francken de wereld van de kunst en architectuur. “De Romaanse en Gotische kunst vormen een synthese van oud en nieuw, maar hedendaagse kunst belichaamt net de overwinning op al wat eigen is. Onze hedendaagse architectuur wordt gebouwd zonder enige referentie naar het verleden, zonder identiteit. Het resultaat bestaat uit enorme onherkenbare gebouwen waar we als vreemdelingen doorheen dwalen. Altijd tijdelijk, zonder verleden, ontworteld, thuisloos.”
“Het project/de werking gaat op een innovatieve wijze aan de slag met het cultuur erfgoed, de canon en/of de rijke diversiteit aan historische tradities”, zo klinkt één beoordelingscriterium die de visienota vooropstelt. Geen innovatie zonder traditie, aldus Jambon. Zo wil hij de Vlaamse identiteit versterken – wat ook betekent dat ze zwak is.
Tegelijkertijd laat de vereiste dat onze kunsten steeds aan internationale standaarden afgemeten moeten worden, opvallend weinig marge voor de autonomie van de eigen artistieke ontwikkeling. Dit illustreert alweer het diepgewortelde wantrouwen van het huidige beleid in het Vlaamse kunstenveld. Zo’n beleid, dat saneert, inhoudelijk stuurt en financieel censureert, zal niet de kunst maar het cultuurprotest van eigen bodem doen excelleren.